Kaatsen wordt in de open lucht op een grasveld van 61 x 32 meter gespeeld. Een kaatsteam (“partuur”) bestaat uit drie personen. In een team heb je een specialistische functie. Je bent of “opslager” (serveerder) of “uitslager” (retourneerder). Bij het kaatsen vorm je met je medespelers afwisselend het opslag- en het uitslagteam. In beide gevallen kun je punten scoren.
Het opslagteam begint altijd. Eén van de drie spelers (de opslager) moet vanaf de opslaglijn de bal met een onderhandse slagbeweging rechtstreeks in het perk slaan. In het perk staan twee spelers van het uitslagteam, die de bal zo ver mogelijk proberen terug te slaan.
Bij het begin van het spel wordt de de bal door de opslager van het opslagteam naar het perk (a-b-c-d) geslagen (serveren). Daarna zijn er verschillende vervolgmogelijkheden. Indien de bal door het perkteam terug wordt geslagen en hij gaat niet over de lijn C-D, maar wordt gekeerd tussen de lijnen E-F en C-D dan is dat een onbesliste slag (k1). De eerste keer wordt deze plaats aangemerkt met met een wit blokje (eerste kaats/k1). De tweede keer met een rood blokje (tweede kaats/k2).
Afhankelijk van de stand wisselen de parturen als er 1 of 2 kaatsen gemaakt zijn. De opslagpartij gaat nu naar het perk en het perkpartuur moet nu opslaan. Het perkpartuur probeert nu de door het vorige partuur gemaakte kaatsen één voor één voorbij te slaan. Lukt dat, dan winnen ze 2 punten. Lukt dat niet, dan verliezen ze 2 punten. Hierna wordt weer getracht nieuwe kaatsen te krijgen door het perkpartuur, maar het opslagpartuur probeert dit natuurlijk te voorkomen, dan wel zo klein mogelijk te houden door de uitgeslagen bal weer te retourneren.
Er zijn ook direct punten te verdienen. Bijvoorbeeld door eigen verdienste, maar ook door fouten van de tegenpartij, zoals:
Kaatsen is verwant aan het van deze sport afgeleide tenissen. Dit blijkt onder andere uit de puntentelling. Bij het kaatsen is na zes eersten het spel afgelopen. Een eerst ontstaat bij 8 punten. Aangezien de punten per twee worden gegeven, gaat de telling als volgt: 2-4-6-eerst.
Na elk eerst begint de puntentelling opnieuw. Twee eersten noemt men een spel. De stand wordt op een telraam (“telegraaf”) bijgehouden. De stand op de afgebeelde telegraaf is 4 (twee spellen)-3 (één spel en één eerst) en 2-4 voor de rode partij. Wie als eerste zes eersten (oftewel drie spellen) haalt, heeft de partij gewonnen.
Daarmee heb je nog geen prijs gewonnen. Een kaatswedstrijd heeft meestal de vorm van een toernooi. Om dat te winnen, moet je vaak 4 tot 6 keer op een dag spelen. Zo’n enkele wedstrijd duurt ongeveer 40 tot 50 minuten.
Bron: Kaatsnieuws.nl